Spelers die geen afstandsschot kunnen scoren, komen niet mee in de top van het korfbal. Vanwege het gebrek aan scorend vermogen dragen deze spelers onvoldoende bij aan het doel van korfbal: winnen. Hoe beter de aanvaller van grote afstand kan scoren, hoe meer dit de verdediger dwingt strikt 1-op-1 te verdedigen (om scoringskansen te voorkomen, schoten te blokkeren of op zijn minst te hinderen). 1-op-1 verdediging geeft aanvallers mogelijkheden om de assistpositie dichtbij de korf in te nemen. Het scoren van een (afstands)schot is per slot van rekening een individuele actie, waar het voltooien van de teamtaak ‘kansen creëren’ aan vooraf gaat. Nauwkeurige communicatie tussen teamgenoten is nodig om tot een kans te komen.1Lees: Crum, B. (2012). The IKF Guide to Korfball Coaching. (hoofdstuk 3, p.31) Ontvangt de schutter de bal op de juiste positie en het juiste moment in zijn handen, dan kan hij scoren.
De uitvoering van het afstandsschot als onderdeel van de korfbalactie, is zeer persoonsgebonden. De techniek van schieten is zelfs op persoonsniveau nog veranderlijk. Het verschil in uitvoering tussen schoten van een individu noemen we ‘functionele variabiliteit’. Ondanks deze verschillen is het wel mogelijk gemeenschappelijke kenmerken te identificeren in de lichaamsbewegingen die horen bij de korfbalactie ‘schieten’. Met behulp van de handelingstheorie2Meer over deze theorie: Tamboer, J. W. I., & Van Lingen, B. (2004). Voetbaltheorie: een handelingstheoretische visie op het voetbalspel. kunnen we een (korfbal)actie chronologisch beschrijven in vier stadia:
- Waarnemen: de speler leest de tegenstander, de ruimte en de tijd om te schieten. Kennis over, en ervaring in het spel van interactie tussen aanval en verdediging is een voorwaarde om goed waar te kunnen nemen.
- Communiceren: de schutter wisselt (on)bewust informatie uit met zijn omgeving (tegenstanders, medespelers). Door bijvoorbeeld oogcontact te maken met de korf, of de bal in lijn met de korf aan te nemen communiceert de speler dat hij misschien voor het schot kiest.
- Beslissen: de speler beslist eerst wat hij gaat doen. De speler maakt bijvoorbeeld de keuze om te schieten. Vervolgens beslist de speler hoe hij het gaat doen. Denk aan: positie van het lichaam ten opzichte van de bal, moment van schieten, richting van de bal (o.a. de boog) en de snelheid die aan de bal wordt meegegeven.
- Uitvoeren van de beslissing: het meest zichtbare deel van de schotactie, waar vaak aan wordt gerefereerd als ‘techniek’. De uitvoering van de beslissing staat niet noodzakelijkerwijs gelijk aan de beslissing zelf, maar idealiter is dat wel het geval: je mag immers aannemen dat een schutter bij de beslissingsstadium het resultaat ‘scoren’ voor ogen had. De uitvoering van de beslissing bepaalt ook in hoeverre een speler in staat is om na een poging direct weer aan het aanvallende spel deel te nemen (zie video 1).
Het trainen van scoren
Trainers en coaches die weten waar ze op moeten letten, zien dat verschillende spelers dezelfde actie op een fundamenteel verschillende manier uitvoeren. Er zijn verschillen tussen spelers op cognitief, emotioneel en motorisch niveau. Deze drie-eenheid kan onmogelijk los van elkaar worden gezien in prestatiegerelateerde situaties, zoals het afleveren van een nauwkeurig schot. Zo is de druk van een belangrijk moment van invloed op het resultaat van een voor het oog makkelijk schot. Een geobserveerde schotactie is het zichtbare eindresultaat van een complexe samenvlechting van sensorische, cognitieve, en motorische processen.
Prestatieanalyse is een multidisciplinair3Bevindingen vanuit verschillende hoeken worden naast elkaar gelegd. proces en vergt interdisciplinaire4Disciplines worden gelijkwaardig betrokken bij het bestuderen van een onderwerp. inspanning. De coach en de speler gebruiken kennis uit de volgende disciplines om schotvaardigheid te verbeteren:
- Psychologie: kennis over de processen die zich in de hersenen van de speler afspelen. Heeft de speler bijvoorbeeld de motivatie om te verbeteren? Of heeft de speler het zelfvertrouwen en de veerkracht om door te gaan tijdens moeilijke momenten op een training? Psychologische processen beïnvloeden het beslissingsstadium van het afstandsschot.
- Biomechanica: kennis over hoe het lichaam beweegt en waarom dat gebeurt. Het vermogen om te begrijpen hoe het gebruik van bijvoorbeeld de spieren en gewrichten van invloed zijn op de uitvoering van een afstandsschot.
- Statistiek: kennis over (de interpretatie van) data, en dat om kunnen zetten in waardevolle informatie. Zo kunnen coach en speler bijvoorbeeld beter leren begrijpen welke situaties in de aanval de grootste kans hebben om te resulteren in een doelpunt. Door doelgerichte inzet van statistiek gecombineerd met videobeelden genereert de speler kennis, die het waarnemen beïnvloedt.
Prestatiegedrag en het afstandsschot
Doelpunten zijn het verschil tussen winnen of verliezen. Daarom is het ook logisch dat de coach bij een selectieproces kiest voor spelers die over scorend vermogen beschikken. Niet alle spelers kunnen omgaan met de druk om te presteren op de momenten waar het er écht om gaat. Een gevoel van druk kan zorgen voor zenuwen en faalangst, zelfs bij ‘zelfverzekerde schutters’ die bij de schottraining normaliter uitblinken.
De coach heeft de uitdaging om deze situatie trainbaar te maken zodat de speler prestatiegedrag5Lees e-book: Crum, B. (2022). The Art of Korfball Coaching. (hoofdstuk 4, p.74) kan ontwikkelen. Hiervoor zet de coach kennis uit de psychologie in tijdens de training. Middels externe stressoren probeert hij het brein te prikkelen, waardoor de speler zich voortaan comfortabeler gaat voelen in dergelijke situaties. Een goed voorbereide speler is immers beter in staat zijn gedachten en emoties onder controle te houden op een beslissend moment in de wedstrijd. Visualiseren (ook wel imagineren) is een techniek om dit trainbaar te maken (zie video 2).
Omgaan met teleurstelling
Coaches en topspelers weten dat tijdens wedstrijden dingen anders kunnen lopen dan verwacht. Zo zijn er soms periodes in de wedstrijd waarin het scoren niet vanzelf gaat. Tijdens zo’n periode moeten spelers veerkrachtig blijven. Als spelers zelfverzekerd en gemotiveerd keuzes blijven maken om de juiste schoten te nemen en vervolgens gecontroleerd het schot uitvoeren, dan is de kans het grootst dat ze een dergelijke periode goed doorkomen. Daarvoor moet de speler controle hebben over zijn gedachten en emoties. De topkorfballer beheerst dit, en heeft zo minder last van stress.
Het hebben van een zogenoemd mental framework helpt om gedachten en emoties te reguleren. Een mental framework bestaat simpelweg uit positieve gedachten die de speler zichzelf inprent, om zo betere beslissingen te blijven maken in lastige, onverwachte of teleurstellende situaties. Tijdens een periode waarin bijvoorbeeld het scoren niet lukt, kan de speler tegen zichzelf praten en de positieve gedachten naar voren brengen (zie video 3).
De volgende gedachten kunnen bijvoorbeeld onderdeel zijn van een speler zijn mental framework:
- Wees voorbereid: besef dat tegenslag bij sport hoort. Het is onvermijdelijk dat je uitdagingen tegenkomt. Houd dit in je achterhoofd, en gebruik het om te relativeren wanneer je in een lastige situatie terechtkomt.
- Blijf gefocust: herinner de doelen die je hebt, ook wanneer je vastzit in de ‘vallei van teleurstelling’ (zie afbeelding 1). Bedenk wat je motivatie was bij het aangaan van deze uitdaging, en blijf gefocust op wat je wilt bereiken.
- Zoek ondersteuning en vraag feedback: als je het moeilijk hebt, dan helpt ondersteuning van medespelers, een coach of andere mentoren. Mensen die dichtbij je staan kunnen je helpen dingen in vanuit een andere invalshoek te bekijken.
Een soortgelijke techniek is de game face, die sportpsycholoog Dan Abrahams gebruikt om spelers in een ‘High Performance Mindset’ te krijgen.
De vallei van teleurstelling
Als een coach tijdens de wedstrijd bepaald prestatiegedrag verwacht van een speler, dan is het belangrijk dit ook te trainen. Nemen coaches en spelers dit niet mee in de training, dan is het immers onwaarschijnlijk dat de speler in moeilijke periodes als bij toverslag wél ineens goed gaat schieten.
Sommige spelers worden geacht iedere wedstrijd veel te scoren. Topschutters scoren ongeveer 30% van de doelpogingen die ze nemen. Soms lukt het ook hen niet de verwachtingen in te lossen. De speler gaat dan door de vallei van teleurstelling heen. De manier om vervolgens weer op gewenst niveau te komen, is teruggaan naar de basis. Dat betekent: bewust de balans, richting en algehele coördinatie van het korfbalschot trainen. Eerst van dichtbij, om vervolgens stap voor stap de afstand te vergroten.
In de flow
Als het een veelscorende speler wél lukt aan de verwachtingen te voldoen, is het mogelijk dat hij in een piek-toestand geraakt. Dat noemen we ‘flow’. In de flow levert een schutter de meest uitzonderlijke prestaties. Voor het oog lijkt hij in een staat van totale controle te verkeren. De speler lijkt amper te kunnen missen, met een afrondingspercentage van ongeveer 50% als gevolg. Tijdens een flow-toestand oogt een speler ontspannen, gefocust en zeer zelfverzekerd. Hij ervaart intens plezier en geluk, gaat helemaal op in het schieten en ziet nauwelijks nog andere spelers.
Menno van der Neut, speler van DVO/Transus, verkeerde op 25 februari 2023 in de flow tijdens de Korfbal League-wedstrijd tegen DOS’46 (zie video 4). DOS’46 probeerde hem te stoppen met strikte 1-op-1 verdediging door verschillende heren, maar door zijn flow-toestand leek Van der Neut niet onder de indruk. Hij scoorde uiteindelijk tien doelpunten uit negentien dynamische pogingen – voornamelijk afstandsschoten.
Biomechanische analyse van het afstandsschot
Als een speler schiet, interacteren motorische, sensorische6Sensoriek gaat over zintuigen. Zintuigen helpen ons de wereld te ervaren. en cognitieve processen met elkaar. Een biomechanische analyse van de korfbalactie schieten helpt om het uitvoeringsstadium van het schot beter te begrijpen (én waarderen).7Lees: Crum, B. (2012). The IKF Guide to Korfball Coaching. (hoofdstuk 3.1, p.32) Een afstandsschot is een complexe handeling. Een goede positie (balans), timing (o.a. bewegingsvolgorde), richting en snelheid (versnelling) van alle onderdelen van het lichaam zijn essentieel om een goed schot af te leveren.8Lees e-book: Crum, B. (2022). The Art of Korfball Coaching. (hoofdstuk 1, p.25-30) Het geheel is dus meer dan de optelsom van afzonderlijke lichaamsdelen: de kwaliteit van de verbinding is veel bepalender voor het resultaat. Maar zelfs wanneer een speler alle aspecten van de bewegingen goed uitvoert, is een doelpunt geen zekerheid.
Een afstandsschot wordt gelost op 7-10 meter van de korf. De hoogte van de bovenrand van de korf is 3.50 meter. Hoe groter de afstand tot de korf, hoe meer kracht de schutter moet genereren. Om een goed schot af te leveren moet de speler verschillende onderdelen in de juiste volgorde uitvoeren. Allereerst de balaanname: die is in lijn met de korf (zie video 5). Tweebenige schutters hebben hun voeten iets uit elkaar staan om evenwicht te bewaren. Eenbenige schutters stappen achteruit in de hoofdlijn en balanceren op één been. Het zwaartepunt bevindt zich boven de voet(en). De schutter lanceert vanuit deze positie de bal richting korf.
Van teen tot top
Bij een afstandsschot start de productie van kracht in de voeten. Dit werkt zich op via het lichaam en eindigt bij de handen, die de snelheid overdragen op de bal. Zo’n sequentie noemen we een kinetische keten. Een schot is dus de optelsom van krachtsinspanningen die door het hele lichaam worden uitgevoerd. Om goed te schieten, is efficiënte inzet van de gegenereerde kracht cruciaal. Een speler wil dat zijn schotactie bestaat uit vloeiende beweging, die tijdens een wedstrijd herhaalbaar is. Vereist een schot teveel inspanning, dan is vermoeidheid en verminderde doeltreffendheid het gevolg. Een vanuit biomechanisch perspectief correcte beweging voorkomt dat.
Mick Snel laat op pagina 32 en 33 van The IKF Guide to Korfball Coaching zien hoe hij dat doet. De voormalig speler van TeamNL Korfbal staat bekend om zijn verre en precieze afstandsschoten. Hij genereert de kracht met zijn hele lichaam, van voeten tot vingertoppen. Dat principe heet somkracht. Het combineren van alle spieren samen stelt Snel in staat om van verder te schieten. Hoe meer lichaamsdelen een speler bij zijn schot betrekt, hoe beter hij in staat is de bal van grote afstand de juiste hoogte en snelheid mee te geven. Een speler die snapt hoe hij het somkracht-principe kan toepassen in het afstandsschot, zal succesvoller zijn dan een speler die dit niet snapt. Het is waarschijnlijk dat deze onbekwame speler door het gebrek aan balans (en de vermoeidheid die daarmee gepaard gaat) inconsistente schoten aflevert.
In balans
Bij het richten van de bal in de korf zijn balans en het lichaamszwaartepunt erg belangrijk.9Het zwaartepunt van een menselijk lichaam is het punt waar de massa van het lichaam in alle richtingen gelijkmatig verdeeld is. Het menselijk lichaam bestaat uit verschillende delen van massa, zoals spieren en botten. Doordat een mens beweegt, heeft het menselijk lichaam geen vast zwaartepunt. Een schutter kan de positie van het zwaartepunt bij het lanceren van een afstandsschot beïnvloeden. Hij doet dat door kracht uit te oefenen bij de achterwaartse stap voor het schot. Vervolgens moet de speler zijn balans bewaren terwijl hij op één been (het standbeen) staat. Vanaf hier ontwikkelt hij kracht om te schieten, terwijl hij de controle behoudt om nauwkeurig te mikken.
Hoe stabieler het bovenlichaam bij de lancering van het schot, hoe groter de kans op een score. Nadat een speler zijn schot heeft afgemaakt, is het belangrijk om zo te landen dat hij direct weer aan het aanvalsspel kan deelnemen. Ook daar speelt het lichaamszwaartepunt een rol. Naast een stabiel bovenlichaam draagt ook zo min mogelijk beweging in hoofd en ogen bij aan een nauwkeuriger afstandsschot.
De lanceerhoek van de bal is afhankelijk van de schutter zijn lichaamslengte, de positie op het veld en het hinderen van de verdediger. Bij een mens met gemiddelde fysiologische kenmerken is het loslaten van een bal met een hoek van 45 graden optimaal (uitgaande van dat het een afstandsschot betreft). Om op individueel niveau de lanceerhoek te bepalen die de grootste kans geeft op een doelpunt, is een antropometrische meting10Antropometrie is de wetenschap van het meten van menselijke afmetingen en verhoudingen. behulpzaam. Naast de lanceerhoek is ook de inslaghoek, de richting van de bal naar de korf, van belang. Bij een inslaghoek van 22.5 tot 45 graden is de kans dat een afstandsschot tot doelpunt promoveert het grootst.
Om het afstandsschot doelbewust te verbeteren, moet een korfbalcoach ook op biomechanisch niveau in staat zijn feedback te geven. Anders gezegd: hij moet niet ‘kijken’ naar zijn spelers, maar de coach moet ‘zien’ waar er voor de speler ruimte ligt om de nauwkeurigheid van schieten te verbeteren. Video 1, 5, 6 en 7 zijn voorbeelden van biomechanisch correcte schoten. De coach kan ze gebruiken om verschillen of overeenkomsten te leren zien.
Statistiek
Een statistische analyse is het proces van het opnemen en analyseren van korfbalacties tijdens een prestatiemoment. Statistiek zorgt voor objectieve data, die vaak gelijk rijp is voor evaluatie. Het helpt op verschillende manieren om spelers te informeren en standpunten te onderbouwen. Statistiek heeft in het coachingsproces vijf belangrijke functies:
- Het geven van directe feedback
- Het opsporen van spelaspecten die verbetering behoeven
- Het evalueren van specifieke acties, zoals schotpogingen en rebounds
- Het bieden van ondersteuning bij het bepalen van opstellingen of wissels
- Het ontwikkelen van databases met statistieken over langere termijn
Joost Spierings ontwikkelde een methodologie voor korfbalstatistiek11Lees e-book: Crum, B. (2022). The Art of Korfball Coaching. (hoofdstuk 5, p.91-93). Zijn methode wordt al jaren gebruikt in de hoogste competities van het KNKV. Spierings’ statistieken geven belangrijke inzichten over de langetermijnontwikkeling van het topkorfbal in Nederland. Bovendien dragen de cijfers wekelijks bij aan de wedstrijdbesprekingen en de trainingen van korfbalteams. Statistiek en video vullen elkaar aan: de cijfers worden gekoppeld aan beelden, waardoor de speler of de coach een goed beeld krijgt van de prestatie. Het zou een fout zijn om naar statistieken te kijken zonder rekening te houden met biomechanica en psychologie, omdat losse cijfers een vertekend beeld kunnen geven. Een teamprestatie bestaat uit veel meer dan wat er met statistiek kan worden gemeten.
Dit is een vrij vertaalde en gereviseerde versie van het artikel ‘The Long Shot or Distance Shot’. Lees hier het originele Engelstalige artikel op Ben Crum zijn blog ‘Korfballadvisor’. De foto bij dit artikel, het afstandsschot van Rosalie Peet (DVO/Transus A1), is gemaakt door Erik Mulder.
Referenties
- 1Lees: Crum, B. (2012). The IKF Guide to Korfball Coaching. (hoofdstuk 3, p.31)
- 2Meer over deze theorie: Tamboer, J. W. I., & Van Lingen, B. (2004). Voetbaltheorie: een handelingstheoretische visie op het voetbalspel.
- 3Bevindingen vanuit verschillende hoeken worden naast elkaar gelegd.
- 4Disciplines worden gelijkwaardig betrokken bij het bestuderen van een onderwerp.
- 5Lees e-book: Crum, B. (2022). The Art of Korfball Coaching. (hoofdstuk 4, p.74)
- 6Sensoriek gaat over zintuigen. Zintuigen helpen ons de wereld te ervaren.
- 7Lees: Crum, B. (2012). The IKF Guide to Korfball Coaching. (hoofdstuk 3.1, p.32)
- 8Lees e-book: Crum, B. (2022). The Art of Korfball Coaching. (hoofdstuk 1, p.25-30)
- 9Het zwaartepunt van een menselijk lichaam is het punt waar de massa van het lichaam in alle richtingen gelijkmatig verdeeld is.
- 10Antropometrie is de wetenschap van het meten van menselijke afmetingen en verhoudingen.
- 11Lees e-book: Crum, B. (2022). The Art of Korfball Coaching. (hoofdstuk 5, p.91-93)